De Nederlandse pluimveevleessector werkt al jaren aan de reductie van Salmonella en Campylobacter in pluimveevlees. Recente onderzoeken tonen het succes daarvan aan.
Campylobacter en Salmonella zijn bacteriën die in de natuur volop voorkomen. Ze worden dan ook gevonden op onder andere groenten en in het darmstelsel van dieren zoals de kip. Kippen worden daar niet ziek van maar mensen kunnen, zeker als ze grote hoeveelheden binnenkrijgen, wel ziek worden. Hoewel een sluitende keukenhygiëne ziekte kan voorkomen ziet de pluimveevleessector het als haar verantwoordelijkheid om de bacteriën zoveel mogelijk terug te dringen.
Het aantal ziektegevallen door Campylobacter in Nederland is dalend, in tegenstelling tot het Europese beeld waar een stijgende trend zichtbaar is. De Nederlandse pluimveeslachterijen zijn continue bezig om verbeteringen aan te brengen in het slachtproces, bijvoorbeeld door de toevoeging van extra was-stappen. Ook op pluimveebedrijven is er steeds meer aandacht voor het terugdringen van campylobacter. Hoewel het lastig te kwantificeren is, lijkt de aandacht tot verbetering te leiden.
Uit het rapport “de Staat van Zoonosen 2016” van het RIVM blijkt dat het aantal humane ziektegevallen door Campylobacter in 2016 met 12,9% is gedaald ten opzichte van 2015. Dat terwijl het aantal Europese ziektegevallen juist met 5,4% steeg (EFSA).
Vanaf 2018 geldt een Europees Proces Hygiëne Criterium voor Campylobacter op geslachte vleeskuikens. Dat criterium richt zich erop om de relatief hoge Campylobacterwaardes te minimaliseren. Uit wetenschappelijk onderzoek is bekend dat lage hoeveelheden Campylobacter, juist tot een hogere weerstand tegen Campylobacter bij de mens leidt. Een absolute nulnorm voor Campylobacter is daarom niet aan te raden. Omdat met name de hogere waarden een groter risico vormen voor Campylobacterbesmettingen bij de mens is het beleid met betrekking tot pluimveevlees gericht op het verminderen van deze hoge waarden (> 1.000 kolonievormende eenheden (kve)/gram). Sinds de monitoring door NEPLUVI in 2009 voor in Nederland geproduceerd pluimveevlees is gestart, is het percentage eindproducten met Campylobacter-waarden boven de 1.000 kve/gram gedaald van 9,8% in 2009 naar 3,9% in 2016.
Verder blijkt uit het onderzoek van het RIVM dat vleeskuikens ten opzichte van veel andere voedingsmiddelen een geringe bijdrage hebben aan het aantal gevallen van humane salmonellose.